De Geschiedenis van de Eikenwal - Deel 3:   Een eikenwal in Oud-Vierhouten?

Is het u ooit opgevallen, dat bosje op de overigens "kale" heide, aan de linker kant van de weg, vlak voordat u, -komende vanuit Elspeet over de Vierhoutenseweg-, het berkenbosje bereikt waarachter de eerste bebouwing van Vierhouten verscholen ligt? (eerste bebouwing: althans komende vanaf Elspeet).
Klik op 1e helft van onderstreepte naam, dan op de 2e helft,
en daarna, soms meermaals, op het plaatje.
 U komt dan automatisch terug in de text waar u gebleven was.
Dat bossage, ik kan beter zeggen: groepje van bossages, voornamelijk laag hout, ligt 100 meter van de weg af. eikenblad
Het is al weer een flink aantal jaren bereikbaar via het nieuw aangelegde wandelpad dat vanaf de parkeerplaats bij genoemd berkenbosje de hei in loopt in Zuid-Westelijke richting.
Dat pad loopt dan net langs de andere kant van het bossage, de kant die niet vanaf de weg is te zien. Als u er dan over dat pad langs loopt, verwondert u zich. Het pad loopt namelijk diep langs een soort van mini-ravijntje; heel leuk om te zien. Trouwens, als u het bosje vanuit de andere richting via dat pad nadert, is het nog verrassender.
Toen ik voor de eerste keer, jaren geleden, zo kwam aangewandeld (toen nog over een van de toen nog in gebruik zijnde tankwegen,), beklom ik het ravijntje en dook even stiekem (het is niet toegestaan) het bosje in.
Ik was verbluft. Het leek of ik een dorp uit vroeger eeuwen binnenstapte, althans zo zag ik dat voor mij.
Nu moet ik er bij zeggen, dat ik al aardig geoefend was in het herkennen van vroegere bewoning in een thans verlaten landschap. En als ik dan rond speur op zo'n door mensen verlaten plekje (er zijn er meer rondom Vierhouten), dan probeer ik mij voor te stellen hoe het er uitgezien moet hebben in de tijd dat het nog bewoond was. Maar nu, nu zag ik het als vanzelf al voor me, heel duidelijk, een mini-dorpje.
Als dat zo is, dan moet dat overigens van voor het jaar 1534 (of daaromtrent) geweest zijn (zoals lezers van mijn artikelen in De Mothoek wel duidelijk zal zijn).
Ik zag het. Zoals de thans kromme en gedrongen eiken vroeger als hoog opgaande eiken in een kring of carré rondom elk huis hadden gestaan.
De vrijwel rechthoekige veldjes van bos- en vossebessen duidden voor mij de platte-gronden aan van de vroegere huizen. Het ene veldje helemaal en uitsluitend bosbessen, het andere vossebessen, en zo meerdere, doch ook anders begroeid. Zelfs de verbindingsweggetjes, zichtbaar door de vorm van de begroeiing, werden echte dorpspaden voor me.
Natuurlijk staan de eikjes thans niet meer op dezelfde plaats als toen. Maar in de loop der tijden hebben ze hun eikels in grootste aantal toch laten vallen vlak bij de stam en zijn de volgende generaties eiken toch opgekomen vlak bij de eersten, soms in een kring rondom de "moedereik". Temeer ook omdat de samenstelling van de bodem op die plek er het meest geschikt was om de eikels te laten ontspruiten.
Ik zag duidelijk de restanten van een holle weg langs de Noordkant van "het dorp" in Zuid-Oostelijke richting de hei in lopen. En daar..., duidelijk een wegsplitsing; geen pad uit recentere tijden.

Ik ga verder, van "huis" tot "huis". Kijk, daar gaat het "pad" een rechte hoek om naar het andere huis. Waarom? Om de hoek van de moestuin langs?
De "wegen" van huis tot huis lopen nu tussen het lage struikgewas door. Ik loop een grote halve cirkel Zuid-West-Noord rechtsom.
Daar kom ik uit op een hellend stobbenveld. Rondom de stobben is hier de bodem met meer en groener gras begroeid; geen struikgewas hier; maar zo te zien aan de min of meer gelijkmatige verdeling van de stobben over het veld, vroeger juist een hakhoutveld geweest? Of een bij het dorp horend bosje voor geriefhout? Ik steek het stobbenveld over, richting Noord-Oost.
Daar staan eiken op een rijtje, duidelijk op een afgekalfde wal. Hier is de wal onderbroken, maar daar loopt hij weer verder.
Even verder kijk ik Noordwaarts uit over de naar beneden hellende heide. Ik zie er een patroon in. Over het door het hedendaagse afplaggen ontstane patroon is een ander patroon te zien van rechthoekige veldjes. Ik ga er naartoe. Ze zijn begrensd en gescheiden door geultjes, merk ik, voel ik aan mijn voeten als ik daar door de hoge heide loop. Bij het "dorpje" behorende "akkertjes"? Verderop is het begroeid met lage dennetjes, maar het "veldjespatroon" loopt daar door.
Ik keer terug naar het stobbenveld, steek het over, en dan ... sta ik helemaal perplex. Hoger gelegen, duidelijk een gegraven poel, put of zoiets. De randen zijn nu afgekalfd. Op een bepaalde plek lijkt het of een weg schuin aflopend de "poelwand" doorbreekt om aan de rand van een dieper gedeelte ervan uit te komen.
En daar zie ik zowaar op de rand een hulststruikje; en nog een. Voor mij het bewijs dat deze plek eens bewoond is geweest. Dat helemaal daarheen door vogels hulstzaden gebracht zouden zijn, en dat die op een zo ongelukkige bodem daar opgekomen zouden zijn, lijkt me sterk. Waarom zou ik ze elders aan de bosranden van de heide dan niet ook zien? In ieder geval is het op zijn minst een aanwijzing.

Later bezoek ik de plek vaker. In verschillende jaargetijden. Hier en daar meldt ik mijn vondst. Er wordt mij van repliek gediend: de militairen zouden daar hebben huis gehouden. Wel elders heb ik ze in de afgelopen tientallen jaren zien bivakkeren tussen de struiken aan de rand van de heide. Maar hier zijn ze me nooit opgevallen. Er zou in de laatste oorlog gegraven zijn. Maar voor mij zijn de thans nog zichtbare restanten geen resultaat van "recent" ingrijpen. Uit ervaring weet ik dat sporen van kortstondige kampementen (b.v. van tenten) spoedig weer verdwenen zijn; daarvan kan dit huizen-en-wegen-patroon niet afkomstig zijn. Daarentegen kunnen sporen van langdurig gebruik van de bodem door de mensen eeuwigheden bewaard blijven; die zijn veelal blijvend. En de restanten van eikenwallen zijn overduidelijk.

Anderzijds krijg ik van een van onze daarvoor verantwoordelijke gemeenteambtenaren de belofte dat hij mijn "vondst", of beter gezegd mijn vermoeden, zal doorgeven aan het ROB, het Rijksinstituut voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Dat vermoeden, dat ik ook kan staven aan wetenschappelijk onderzoek 1) 2) 3) 4) dat met betrekking tot de "zeer oude" geschiedenis van de bewoning van de Veluwe is gedaan. Misschien dat wetenschappers er eens een kijkje kunnen nemen.

Al eerder heb ik ooit betoogd te vermoeden dat de Vierhoutense bewoning zich naar het Noorden heeft verplaatst; mogelijk vanuit bovenomschreven locatie dus. Daarvoor had ik diverse argumenten, afgeleid uit andere onderzoekingen van de Veluwse prehistorie en -geschiedenis 1) 2): De heide is ooit ontstaan uit landbouwgrond.

De bewoning is verschoven naar geringere hoogte. Daar waar de heide het "kaalst" is, de heidegrond het armst is, is mogelijk de meest intensieve bewoning geweest. (De bewoningsplek zelf is weer rijker aan voedingsstoffen voor plantaardige bewoning!) Haasloop Werner 5) doet halverwege de vorige eeuw melding van de diedenweg (dodenweg) tussen Vierhouten en Elspeet, de lijkweg dus, die evenwijdig met de huidige Elspeterbosweg door het "diedendal" liep, halverwege die weg ongeveer, waar hij een aantal grafheuvels in de heide zag. Waarschijnlijk dus nabij onze plek. Die plek klopt dus met de huidige ligging van Vierhouten.
Maar toch.... dat dit een bewoonde plek is geweest, kan alleen maar worden bevestigd door wetenschappelijk onderzoek dat ooit nog eens in de toekomst zou kunnen worden gedaan.

Daar, in "Oud-Vierhouten", zoals ik het zelf maar noem, zou dus de eerste eikenwal toen ontstaan kunnen zijn. Althans aantoonbaar.
En dat zal niet geweest zijn in de ijzertijd, zoals bij de Celtic Fields bij Gortel, maar waarschijnlijk later, omdat de "resten" ervan nog veel duidelijker zichtbaar zijn als bij Gortel. Mogelijk in de middeleeuwen, doch voor de twaalfde eeuw, omdat, zoals ik in de toekomst misschien nog eens zal beschrijven, toen, dus nog later, ons huidige Vierhouten, met zijn eigen Eikenwal is ontstaan.
En zo hebben we dus bij benadering vastgesteld waar en wanneer in Vierhouten de eerste eikenwal is ontstaan. Dit is nauw verweven met de ontstaansgeschiedenis van Vierhouten zelf. En daarom komen we later ook daarop beslist nog een keer terug.
Hiermee hebben we dan alweer een nieuw stukje geschiedenis van de Eikenwal blootgelegd, al is een en ander misschien niet zo zeker en vast.


Literatuur:

Uitgezonderd de laatste paragraaf (alinea) is deze verhandeling al eerder gepubliceerd in "De Mothoek", orgaan van de heemkundige vereniging Nuwenspete.

Verder naar Deel 4 van De Geschiedenis van de Eikenwal
Terug naar Deel 2 van de Geschiedenis
Terug naar de Voorbeschouwing van deze verhandeling

Naar de Inhoud ........  
Terug naar de Eikenwal van Nu ....................................................